Elke avond na het eten zaten mijn zusjes en ik dicht tegen mijn vader aan op de bank en las mijn vader ons voor. Zo hoorden we de perikelen van het bakkersechtpaar uit ‘In de Soete Suikerbol’ en ook de verhalen uit ‘Het grote voorleesboek’ van W. G. van de Hulst. Mijn lievelingsverhaal gaat over een koning en een koningin die op een dag besluiten dat ze een beurs met geld willen geven aan die man, vrouw of kind die het vriendelijkst is. Ze gaan een wandeling maken en doen wat testjes. De koningin laat haar zakdoek vallen en de koning zijn wandelstok. Als zijn hoed afwaait en wanneer ze over een wiebelige plank over een sloot moeten, zijn er steeds mensen die hen gelijk te hulp schieten. Bij een eenvoudig huisje gaan ze even op een bankje uitrusten en dan vragen ze het meisje dat daar woont wat te drinken. Ze haalt een kom en pompt water uit de pomp en geeft hun dat terwijl ze per ongeluk wat water morst op de rok van de koningin.
zonder Aanzien des persoons
Thuis gekomen weet het koningspaar niet wie ze moeten kiezen, alle mensen en kinderen zijn even aardig en voorkomend geweest. Dan verzinnen ze een list en gaan undercover. Ze verkleden zich als arme mensen en nu blijken dezelfde mensen opeens niet zo hulpvaardig te zijn. Ze roepen wel, ‘hé je laat wat vallen’, maar ze laten het paar maar tobben. Als ze echter bij het huisje komen en het meisje wat te drinken vragen, doet zij dat gewoon. Nu weten ze wie de beurs met geld verdiend heeft! Het arme gezin krijgt niet alleen het geld, maar het meisje krijgt als beloning ook nog een prachtige pop met echt haar. Het verhaal eindigt met de zin: ‘Maar niemand kon begrijpen, hoe dit mooie zo gekomen was. Neen, niemand. Dát was het geheim van de goede koning en de goede koningin.’
hulpvaardige levenshouding
In workshops waarin gewerkt wordt met verhalen wordt soms gevraagd naar je favoriete kinderverhaal. Vaak zegt zo’n verhaal iets over je eigen geschiedenis en dus over jezelf. Voor mij is dat wel duidelijk nu ik het verhaal met volwassen ogen lees. Ik vermoed dat het me zo aansprak omdat ik best iets voor een ander wilde doen, maar het toch wel fijn zou vinden als dat op de een of andere manier gezien zou worden. Ik identificeerde me met dat meisje uit een verlangen naar erkenning en gezien worden. In een recensie van de boeken van W.G. van de Hulst bij Bol.com wordt beschreven dat ze vanuit een christelijke moraal zijn geschreven en dat de schrijver de kinderen ‘een moedige, vrolijke, eerlijke en hulpvaardige levenshouding wil voorspiegelen’. Door die woorden ging gelijk weer een luikje bij mij open.
goede daden
Op de lagere school heb ik met twee vriendinnetjes een geheim clubje opgericht, echt officieel met een oorkonde en een vingerafdruk in bloed gedoopt. We noemden ons de ‘3HD’, de drie hulpvaardige deugnieten. Wat we voor goede daden gedaan hebben, weet ik niet precies. We hebben wel eens kerstliedjes gezongen bij bejaarden in het verzorgingstehuis bij ons aan de overkant van de weg. Misschien hoopten we dat we ook nog eens de koningin konden helpen oversteken maar dat is nooit gelukt. De beloning liet wat op zich wachten en kwam niet verder dan een chocolaatje.
van meisje tot vrouw
Wanneer ik het verhalenboek doorblader dan valt me op dat het vol staat met stereotypen. Zo werd ik gesocialiseerd tot een braaf, oppassend, behulpzaam meisje. Voor mij geen Winnetou en Old Shatterhand, geen Floris en Zorro, maar dromen van prinsessen en attente meisjes.
Gefascineerd kijk ik de laatste weken naar het EO-programma Het geheime leven van 4-jarigen. De ‘genderrollen’ zitten er op die leeftijd bij de meesten al goed in. Daar is de afgelopen vijftig jaar niet veel in veranderd. De meisjes gaan elkaar opmaken met lippenstift, ruziën over wie de prinsessenjurk en de hakken aan mag en de jongens bouwen lawaaierig met de blokken en spelen met autootjes. Ergens las ik: ‘Sekse zit tussen je benen en gender tussen je oren’. Biologisch gezien ben ik als meisje geboren en sociologisch gezien ben ik cultureel tot meisje/vrouw gemaakt en leef ik het script dat in Nederland van vrouwen verwacht wordt. Hoe dan ook, de les van Van de Hulst om anderen vriendelijk tegemoet te komen, blijft onderhand volledig overeind voor alle seksen. Om met Moeder Teresa te spreken: ‘een vriendelijk woord of gebaar hoeft niet veel tijd te kosten, maar de echo ervan duurt eindeloos’.
W.G. van de Hulst, Het grote voorleesboek, 1947, Wie het vriendelijkst was.
htttps://www.npo.nl/het-geheime-leven-van-4-jarigen/VPWON_1265012, 27 maart 2017
Leuk, jeugdherinneringen!
Ook mijn voorleesboek.
Heb het ook nog!
Ach ja, die oude verhalen. Mijn oma logeerde zo nu en dan bij ons. Mijn zus en ik mochten dan ’s morgens bij haar in bed en dan vertelde ze verhalen. Met een mooie moraal : Over het prinsesje dat nooit tevreden was. Ze wilde eens chocolade maar in het hele paleis was geen chocolade. Ze kreeg een woedeaanval. Voor straf werd alles wat ze aanraakte van chocolade. Aan het eind smeekte ze of alles weer gewoon mocht worden en beloofde ze dat ze altijd tevreden zou zijn.
Met een diepe zucht overdachten we dan zo’n mooi verhaal.
Voorlezen ken ik alleen van de lagere school daar hadden we een meester en de hele klas hing aan zijn lippen als hij voorlas, en als het spannend was stopte hij.
Èèn boek is me heel erg bijgebleven, Engeland vaarders, geen sprookje maar wel spannend.
Toen onze kinderen kwamen hebben we sprookjesboeken van Andersen en Grimm aan hen voorgelezen en later kwamen er Meneer boekjes bij.
Ook voor mij zijn de verhalen van W.G. vd Hulst nostalgie. Ik droomde weg bij ” het Zwartje Poesje” en ” Grote Bertus en kleine Bertus”. Het was zeer moralistisch geschreven, maar dat was normaal voor die tijd. Uiteraard heb ik de boeken nog thuis, maar helaas wordt het (bijna) niet meer uitgeleend in de bibliotheek. Ik kijk al weer uit naar je volgende verhaal, Rita!
Met stip op nummer één als boek uit mijn kinderjaren staat Het huisje in de sneeuw.
Het verhaal gaat over twee broertjes die met nog een klein zusje en hun ouders in een klein huisje wonen in het bos.
Als ik de tekening zie zijn de kereltjes niet ouder dan ongeveer 4 jaar en het zusje praat gebrekkig dus is die misschien twee jaar. Vader werkt aan de spoorlijn. Het is winter, er ligt sneeuw en het is bitter koud. Moeder geeft de broertjes de opdracht om een kan koffie te gaan brengen bij hun vader. Ze kleed ze lekker warm aan en zegt: Flink doorstappen, eerst het kleine laantje in, dan de grote laan. Pas op dat je bij de dikke boom het hoekje om gaat want anders kom je bij ‘drie oude mannetjes’ en dan verdwaal je. Ik begreep als kind al dat dit een vrij kansloze missie zou worden. Natuurlijk ging er van alles mis, werden ze door iets afgeleid, maar kwam het ook wel weer goed.
Nu ik volwassen ben denk ik dat dit verhaal over mij zegt; angst om te verdwalen en dat is terecht want ik heb een richtingsgevoel van nul.
Maar met terugwerkende kracht wil ik opmerken dat het ouderpaar van deze kinderen ook wel wat beter had kunnen nadenken.
1. Pa had in de ochtend zelf wel zijn kan koffie mee kunnen nemen aangezien het zo bitter koud was.
2. Ma vind ik ook redelijk onverantwoord bezig om kinderen in de leeftijd van ongeveer 4 jaar met zo’n moeilijke opdracht op pad te sturen